Column Maaike: winterdip
,,Ik vind je zo gelaten.” Mijn vriendin heeft er duidelijk last van dat ik niet mijn sprankelende zelf ben. Ik neem het haar niet kwalijk, het is ook heel wat anders. Maaike in de zomer is die van de winter niet. En daar heeft Ans gewoon moeite mee. ,,Ik zie je ook zo weinig,” gaat ze verder. Ik zucht.
Dit beklag komt allesbehalve lekker aan. ,,Voorheen dronken we altijd samen een drankje op het terras…” Tja, met dit gure januariweer ga ik niet graag op een terras zitten. Zij moet wel, want ze rookt.
Ik probeer met wat leuke vragen en anekdotes een fijne swing aan het gesprek te geven.
,,Hey Ans, hoe was het glow-in-the–dark– feest afgelopen weekend?
,,Oh, ik ben niet gegaan, daar had ik zooo geen zin in. Ik was helemaal uitgeblust.“
Als ik haar vraag oe het thuis gaat antwoordt ze: ,,Same old song, dus laten we het maar over jou hebben.” Ik vertel over het samenwonen met mijn nieuwe lover, soms is het wat wennen maar het is vooral heel gezellig. Ik wil nog een glühwein bestellen, maar ze wijst het af.
,,Ik geloof dat ik maar ga. Even de kinderen voeren.” Haar schouders hangen naar beneden, de kin legt ze in de nek. Ze omhelst me na het opstaan. Ze weegt nog geen 60 kilo maar ze voelt loodzwaar aan. Ik lach en trek mijn vrolijkste gezicht.
,,Ok lieverd, tot snel.” Ik ga weer zitten want ik heb mijn drankje nog niet op.
“Nou ja, dat weet ik niet hoor. Ik hoop dat die depressie van jou wel voorbij is als we elkaar weer zien.”
Dat vind ik leuk
Mijn oom Adrie is 74, slecht ter been en zo eigenwijs als wat. Hij weigert krukken of met een karretje te lopen. Na het boodschappen doen ziet hij een jonge vent iets te dicht achter hem lopen. Hij vertrouwt het niet en wacht tot de man hem inhaalt. Maar dan tikt de jongen hem zachtjes op z’n schouder. ,,Kan ik u helpen met uw tassen?“ ,,Eh nee dat hoeft niet,” zegt mijn oom, want hij vertrouwt niemand. ,,Neemt u dan in ieder geval wel uw geld mee?“ De jongen staat met de portemonnee van Adrie in zijn de handen. ,,Die heeft u bij de kassa laten liggen. Ik stond achter u.” Mijn oom bedankte hem verbaasd en liet de jongen zijn tassen een stukje naar huis dragen.